NATO TRAINING MISSION IRAK

(NTM-I)

 

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

IRAK

NATO TRAINING MISSION IRAK

Duur: februari 2005 - heden
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Landmacht, Marechaussee
Aantal militairen: 64 (t/m aug 2007)


Achtergronden:

De regering van premier Al-Maliki trad in mei 2006 aan onder een relatief gunstig gesternte. De regering en parlement hadden een brede samenstelling. Bij de parlementsverkiezingen van december 2005 was het opkomstpercentage 76 procent. Positief was ook dat de regering Al-Maliki met een programma kwam met als hoofdpunten onder meer nationale verzoening en het aangaan van hernieuwde relaties met de internationale gemeenschap. Het nationale verzoeningsplan voorzag onder meer in een amnestieregeling en een mogelijke heroverweging van de beslissing leden van de Baath-partij van Saddam Hoessein uit te sluiten van overheidsfuncties. De nieuwe betrokkenheid van de internationale gemeenschap voorzag in de totstandkoming van een overeenkomst met wederzijdse verplichtingen.
Het politieke proces heeft nadien weinig voortgang geboekt. Er zijn nog geen substantiële resultaten bereikt bij het voornemen de in het verleden uitgevoerde de-Baathificatie deels te herzien. Verder is in het parlement nog geen overeenstemming bereikt over de wet op de verdeling van inkomsten uit olie. De controverse over de vorming van autonome regio’s dreigde het politieke proces te ontregelen. De wet terzake werd met een kleine meerderheid aangenomen, maar pas nadat was overeengekomen dat de implementatie achttien maanden moest wachten. Het was een teken aan de wand dat een aantal partijen, waaronder een partij in de regeringscoalitie, de besluitvorming boycot. Sinds de bijeenkomst van premier Al-Maliki en de Amerikaanse president Bush in Jordanië van november vorig jaar werd het politieke proces zowel in de regering als in het parlement geboycot door partijgenoten van de radicale geestelijke Muqtada Al-Sadr. De Sadr-partij, met 32 zetels en vijf (onder)ministers, heeft onlangs haar boycot beëindigd. Het politieke proces heeft zo aan gezag ingeboet. Intimidatie en wraakacties door milities hebben de interetnische spanningen in delen van het land verder doen stijgen. Een toenemend aantal Irakezen heeft zijn toevlucht gezocht in het buitenland of is ontheemd geraakt in Irak. Het is echter belangrijk te constateren dat er ook gebieden zijn waar het relatief stabiel is. In de drie noordelijke provincies, die samen de autonome regio vormen waarover de Koerdische Regionale Regering gezag uitoefent, wordt met de opbouw en de economische ontwikkeling goede voortgang geboekt en is de veiligheidssituatie beter dan elders in het land.

VS-beleid ten aanzien van Irak
Het nieuwe VS-beleid ten aanzien van Irak voorziet onder meer in een tijdelijke versterking van de militaire inzet. Deze extra troepen zullen in Bagdad en in de provincie al Anbar worden ingezet. In Bagdad zullen in elk van de negen districten een Iraakse brigade van de Iraqi National Army (INA) en een brigade van de Iraqi Special Police worden gekoppeld aan een Amerikaanse brigade. Samen zullen ze verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in het district waar ze gelegerd zijn. Aan elke van deze negen Amerikaanse brigades zal een Amerikaans Provincial Support Team (PST), dat zich bezig houdt met wederopbouwprojecten, worden gekoppeld. Het doel is de Iraakse regering te ondersteunen. Tegelijk eist de Amerikaanse regering dat de Iraakse politiek een aantal belangrijke knopen doorhakt. Er is dringend behoefte aan een duidelijke koers met betrekking tot de uitwerking van de federatieve opzet die de grondwet voorziet. De verhouding tussen de bevoegdheden van de centrale regering en die van de provincies en regio’s is het centrale punt in de Iraakse politiek. De extra inzet van Amerikaanse troepen is met de regering Al-Maliki afgestemd. De Nederlandse regering heeft begrip voor deze extra inzet. De regering meent ook dat een extra Iraakse militaire inzet nodig is en dat de Iraakse politieke verantwoordelijkheid voor de bestuurbaarheid van het land moet nemen. De nieuwe Amerikaanse strategie voorziet verder in het intensiveren van trainingsactiviteiten om de inzetbaarheid van Iraakse veiligheidstroepen te vergroten. Dit gebeurt ondermeer door meer troepen van de VS bij Iraakse eenheden in te bedden. Deze intensievere trainingsactiviteiten zouden de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid aan de Iraakse overheid moeten versnellen.

NATO Trainingsmissie algemeen

Het operatieplan van de NAVO-trainingsmissie wordt gekenmerkt door een gefaseerde benadering. De opbouw van de Iraakse veiligheidsorganisaties verloopt volgens het operatieplan van de trainingsmissie. Nadat diverse opleidingsinstituten zijn opgericht, hebben de eerste Irakezen hun opleiding aan deze instituten voltooid. Sinds aanvang van de missie in 2004 zijn meer dan 4.000 Iraakse militairen met NAVO steun getraind en opgeleid in Irak. Daarnaast heeft de NAVO de opleiding gecoördineerd voor ruim 900 Irakezen buiten Irak. Voorts heeft de NAVO de levering van 110 miljoen euro aan materiaal gefaciliteerd. De Iraqi National Defence University in Ar Rustamiyah is inmiddels volledig ingericht. Er worden verschillende opleidingen gegeven: de eerste studenten zijn afgestudeerd aan het Joint Staff College, de basisofficiersopleiding ( Basic Officer Commissioning course, de voormalige Iraakse Militaire Academie) is opgenomen in het trainingsplan van NTM-I en de eerste cursus aan het National Defence College is van start gegaan. Geleidelijk begint de Iraakse betrokkenheid bij de diverse NAVO activiteiten meer gestalte te krijgen. Zo heeft Irak zijn goedkeuring gegeven aan de structuur, de missie en de taken van het Iraqi Training and Doctrine Center (ITDC). Daarmee hebben de Irakezen zelf een blauwdruk vastgesteld voor de methode waarop in de toekomst binnen dit centrum militaire doctrines worden gedefinieerd, ontwikkeld en aangepast. Op de diverse operatiecentra van het Iraakse Ministerie van Defensie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt het Iraakse personeel door middel van training, advies en mentoractiviteiten verder voorbereid op het zelfstandig opereren. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan samenwerking en communicatie tussen de operatiecentra en de diverse hoofdkwartieren. De missie bevindt zich thans in de tweede fase van het operatieplan. Inmiddels wordt gewerkt aan het in kaart brengen van de derde stap in fase 2, waarbij de trainingsmissie zou kunnen worden uitgebreid met nieuwe activiteiten. Dit is de fase waarin geleidelijk diverse trainingsactiviteiten worden ontwikkeld, waarna tijdens de derde fase de verantwoordelijkheid hiervoor wordt overgedragen aan de Iraakse autoriteiten. Fase vier begint als de verantwoordelijkheid voor alle trainingsactiviteiten en de diverse instituten is overgedragen aan de Iraakse autoriteiten. In het kader van het verder ontwikkelen van trainingsactiviteiten in de huidige fase, wordt in het eerste kwartaal van 2007 begonnen met het geven van commando- en leiderschapstraining aan Iraakse onderofficieren op de Onderofficiers Academie in Kirkush. Dit gebeurt door een mobiel trainingsteam van de NATO. De NAVO levert met al deze activiteiten een wezenlijke bijdrage aan de vorming van de veiligheidsstructuren in Irak. Naast de NAVO voorzien ook andere organisaties in trainingsactiviteiten, onder meer de coalitietroepen, de VN en de EU.

Nederlandse bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie

Nederland levert sinds februari 2005 een bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak. Voor de eerste rotatie (februari - augustus 2005) heeft Nederland 25 militairen ter beschikking gesteld. Hiervan zijn dertien mensen, plus een later toegevoegde tolk, ingezet. Voor de tweede rotatie (augustus 2005 - februari 2006) heeft Nederland 15 militairen ter beschikking gesteld, die allen zijn ingezet. Voor de derde rotatie (februari 2006 – augustus 2006) heeft Nederland ook bijgedragen met 15 militairen. De omvang van de Nederlandse bijdrage blijft nagenoeg gelijk. In de vierde rotatie zal Nederland als gevolg van capaciteitsgebrek, geen tolk beschikbaar stellen, zodat de totale bijdrage op 14 militairen komt. Het betreffen stafpersoneel en instructeurs.

Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Deelnemende landen: 19
 
             
 
Bulgarije
 
Denemarken
 
Estland
 
Groot Brittanië
 
Hongarije
 
IJsland
 
             
 
Italië
 
Lithouwen
 
Nederland
 
Noorwegen
 
Oekraïne
 
Polen
 
             
 
Portugal
 
Roemenië
 
Slovenië
 
Slowakije
 
Tsjechië
 
Turkije
 
                       
 
Verenigde Staten