ERITREA
EVACUATIEOPERATIE
ERITREA
Duur: 7 juni 1998
- 8 juni 1998
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marine
Aantal militairen: 155
Dodelijke slachtoffers: geen
Achtergronden
Met instemming van
de Verenigde Naties vormden de Oost-Afrikaanse landen Ethiopië
en Eritrea in 1952 een federatie, die op gelijke rechten was
gebaseerd. Tien jaar later maakte de Ethiopische keizer Haile
Selassie die gelijkheid echter eenzijdig ongedaan. Hij lijfde
Eritrea onder dwang in als provincie. Hierop namen Eritrese
strijders de wapens op en vochten een dertig jaar lange bevrijdingsoorlog
uit tegen het Ethiopische centrale gezag. In de jaren zeventig
en tachtig trokken deze Eritrese rebellen op met verschillende
opstandige groeperingen uit Ethiopië zelf, die uit waren
op de val van de marxistische dictator Mengistu Haile Mariam.
Die was sinds 1974 in het land aan de macht. In 1991 wisten
het Ethiopian People's Revolutionary Democratic Front
van verzetsleider Meles Zenawi en het Eritrean People's Liberation
Front van Isayas Afewerki gezamenlijk het regime te verdrijven.
In 1993 verkreeg Eritrea de onafhankelijkheid.
In de jaren nadien verslechterde de verstandhouding tussen de
voormalige bondgenoten. Een grensconflict over met name de plaats
Badme mondde in mei 1998 uit in een klassieke loop-gravenoorlog
tussen de legers van beide staten. Vanwege de strijd wilden
veel landen hun burgers onmiddellijk uit Eritrea - dat het hardst
werd getroffen - weghalen. In het kader van een grote evacuatieoperatie
werd een internationaal beroep gedaan op een Nederlands fregat
dat op dat moment toevallig in de buurt was van de Rode Zee.
Het Nederlandse
aandeel
In verband met spanningen
tussen de internationale gemeenschap en het Iraakse regime was
het multipurposefregat Hr.Ms. Abraham van der Hulst op 13 februari
1998 naar de Perzische Golf gestuurd om zich bij de zogenoemde
Multinational Interception Force te voegen. In dit VN-verband
opereerde het Nederlandse fregat drie maanden onder resolutie
665 van de Veiligheidsraad ter controle van het handels- en
wapenembargo tegen Irak. Tijdens de terugtocht naar Den Helder
in juni 1998 kreeg de commandant, kapitein-luitenant ter zee
F.J.H. van den Berg, opdracht naar Eritrea op te stomen. Via
het Ministerie van Buitenlandse Zaken had Nederland verzoeken
binnengekregen om burgers uit Canada, de Verenigde Staten, Sri
Lanka, Taiwan, Pakistan, Australië, Nieuw-Zeeland en verschillende
EU-landen te evacueren. De Abraham van der Hulst trof voorbereidingen
om maximaal 400 evacués aan boord te nemen. Op 7 juni
1998 kwam het marinefregat aan in de Eritrese haven Massawa
en embarkeerde 132 evacués van diverse nationaliteiten.
Zij gingen de volgende dag in de haven van Hodeida in Jemen
- aan de overkant van de Rode Zee - weer van boord. De Hr.Ms.
Abraham van der Hulst vervolgde daarop zijn thuisreis en kwam
op 25 juni 1998 in Nederland aan.
Bron: Instituut voor
Militaire Historie
|