|
ETHIOPIE
HUMANITAIRE HULPVERLENING
ETHIOPIE (donatie tenten en voedsel)
Duur: 8 januari 1985
- 5 februari 1985
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Landmacht
Aantal militairen: 2
Dodelijke slachtoffers: geen
Achtergronden
Eind jaren zeventig
woedde er een burgeroorlog in Noord-Ethiopië. Het Tigrayan
Peoples Liberation Front (TPLF) vocht tegen het marxistische
regime van dictator Mengistu Haile Mariam voor de afscheiding
van de provincie Tigra. Het kreeg hierbij steun van het Eritrean
Peoples Liberation Front, dat hetzelfde wilde voor Eritrea.
Een groot deel van de bewoners vluchtte naar de omringende provincies,
waar zij in geïmproviseerde vluchtelingenkampen terechtkwamen.
Tegen het einde van 1984 werd Ethiopië vanwege een gebrek
aan regenval geteisterd door een zware hongersnood, waardoor
duizenden toch al verzwakte Ethiopiërs stierven. Er kwam
een wereldwijde hulpactie op gang. Veel landen doneerden voedsel
en tenten om de erbarmelijke omstandigheden in de vluchtelingenkampen
te verbeteren.
De internationale hulporganisatie Terre des Hommes verzocht
het Nederlandse Ministerie van Defensie om hulp. De Koninklijke
Landmacht stelde daarop 20.000 dekens en 180 tenten, waaronder
enkele hospitaaltenten, beschikbaar. Het materieel kwam van
637 Intendance Centrale Werkplaats in Woerden. De schenking
leverde het personeel vlak voor de kerstdagen van 1984 flink
wat extra werk op. De tenten en dekens moesten namelijk allemaal
worden gewassen, gecontroleerd, gesorteerd en waar nodig gerepareerd,
alvorens ze werden ingepakt. Deze klus vergde anderhalve week,
waarbij het Intendancepersoneel hulp kreeg van militairen van
de logistieke eenheden 646 en 146 Werktroepencompagnie en 105
Intendancedepot. Op 19 december 1984 gingen de tenten en dekens
vanuit Rotterdam per schip naar Afrika. Een ander deel van het
materieel ging met de trein naar Marseille en Frankfurt, waarna
het op 26 december naar de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba
werd gevlogen. Tevens schonk Defensie 303.750 rantsoenen uit
eigen voorraden. De Koninklijke Landmacht stuurde twee militairen
om het opzetten van de tenten te begeleiden.
Taken en uitvoering
Op 8 januari 1985
kwamen kapitein M.M. Boutier en sergeant 1 I.M.A.H. Schrover
in de Ethiopische hoofdstad aan. Daar ving de Nederlandse vertegenwoordiger
van Terre des Hommes, priester J. Ermers, hen op. De twee Nederlanders
verbleven de eerste drie dagen in Addis Abeba, omdat zij van
de Ethiopische veiligheidsdienst geen toestemming kregen om
naar het noorden af te reizen. Tijdens deze dagen woedde er
namelijk in Tigra juist een hevige strijd tussen de rebellen
en het Ethiopische regeringsleger. Op 11 januari kregen de twee
militairen alsnog het groene licht. De volgende dag vertrokken
zij onder begeleiding van een veiligheidsofficier noordwaarts.
Bij aankomst bleek dat de zo keurig ingepakte tenten lukraak
op een hoop waren gegooid. De pallets waarin het materieel was
vervoerd, waren verdwenen en de Ethiopiërs wisten zelf
niet hoe zij de tenten moesten opbouwen. Met behulp van lokale
arbeidskrachten sorteerden de Nederlandse militairen alles opnieuw.
Daarna zorgden zij voor het vervoer van de eerste drie hospitaaltenten
naar de Noord-Ethiopische steden Harboe en Jehwa, waar deze
vervolgens
werden opgebouwd. "Honderden vermagerde kindertjes stonden
te juichen en te dansen toen de tenten waren opgezet",
liet een tevreden kapitein Boutier weten. De tenten waren hard
nodig. Door gebrek aan sanitaire voorzieningen en beschutting
tegen de barre weersomstandigheden stierven dagelijks tientallen
mensen. De hygiëne in de kampen was ver te zoeken. De ongeveer
15.000 mensen die in zo'n kamp verbleven, moesten het stellen
met slechts zestien kranen, waaruit zeer brak water kwam. Zij
deden hun behoeftes 'gewoon' naast of in de geïmproviseerde
tenten. De nieuwe tenten boden de mensen beschutting en dienden
tevens als noodhospitaal en voedselverdeelplaats.
De twee Nederlandse militairen waren vooral verbaasd over de
openingstijden van de kampen. Op last van de regering mochten
de kampen, in verband met eventuele aanvallen van de rebellen,
alleen tussen zonsop- en zonsondergang open zijn. "De mensen
trekken 's nachts de bergen in. Overal zie je dan vuren en 's
ochtends staat iedereen weer voor de poort", aldus sergeant
Schrover. Op 15 januari keerden de Nederlandse militairen naar
Addis Abeba terug om 24 groepstenten en twee hospitaaltenten
voor verzending gereed te maken. De volgende dag bracht een
Herculestransporttoestel van de Britse Royal Air Force dit materieel
naar de stad Makalle, waar de hulpverlening in handen was van
de Italiaanse missiepost Don Bosco. Nadat ook hier het tentenkamp
was opgezet, vertrokken de twee militairen op 20 januari wederom
richting Addis Abeba. Volgens het oorspronkelijke plan zouden
zij nu huiswaarts moeten keren, maar omdat de werkzaamheden
aanvankelijk door de grote afstanden en het gebrek aan goede
verbindingen zo traag verliep, besloot Defensie het verblijf
van sergeant Schrover met twee weken te verlengen. Kapitein
Boutier ging wel terug naar Nederland.
Tijdens de laatste twee weken maakte sergeant Schrover zich
vooral nuttig met het doorgeven van kennis en expertise. De
Ethiopiërs moesten na het vertrek van de Nederlander zelfstandig
de resterende tenten kunnen opbouwen. Vanuit de hele wereld
werden namelijk tenten gezonden, waarbij veelal de instructies
ontbraken. Al met al was het verblijf van de twee Nederlandse
militairen niet zonder succes. Ruim 80% van alle door Nederland
geschonken tenten was tijdens hun aanwezigheid opgezet en dankzij
de instructies van de kleine landmachtequipe konden de Ethiopiërs
de overige 20% zelf opzetten.
Bron: Nederlands
Instituut voor Militaire Historie
|
|