HUMANITAIRE HULPVERLENING IVOORKUST

(OPERATION GOLDEN EAGLE)

 

     

 

 

IVOORKUST

OPERATION GOLDEN EAGLE

Duur                                       : 10 – 17 november 2004
Krijgsmachtonderdelen       : Koninklijke Landmacht, Luchtmacht, Marechaussee
Aantal militairen                   : 47
Dodelijke slachtoffers          : geen
 

Achtergronden

Ivoorkust werd in 1960 onafhankelijk van Frankrijk en kende tot het einde van de jaren zeventig, door de hechte economische en politieke banden met de voormalige kolonisator, een sterke economische ontwikkeling. Het land was een belangrijke producent van koffie en cacao. De bevolking groeide in deze periode snel, vooral ook door de komst van arbeidsmigranten uit buurlanden als Mali. In de jaren tachtig daalden de wereldexportprijzen van cacao en koffie sterk, met als gevolg een economische neergang in het land. Delen van de bevolking waren al langer ontevreden over de zelfverrijking van de elite en over hun geringe invloed op het bestuur van het land. Pogingen om het land te democratiseren en economisch te hervormen mislukten, waardoor de situatie snel verslechterde. Sinds 1999 vonden diverse couppogingen en muiterijen binnen het leger plaats. Een mislukte staatsgreep in september 2002 sloeg om in een burgeroorlog tussen noord en zuid. Eind oktober 2002 beheersten de rebellen het gehele noordelijke, overwegend islamitische deel van Ivoorkust. Diverse bemiddelingspogingen van de internationale gemeenschap in 2003 en 2004 tussen de Ivoriaanse regering en de rebellen liepen op niets uit. Zelfs toen de rebellen een vertegenwoordiging in de regering kregen, leidde dat niet tot vrede.
Een  peacekeepingmissie van de Verenigde Naties (VN), die vanaf februari 2004 in het land werd gestationeerd, bracht evenmin de beoogde oplossing. In november van datzelfde jaar escaleerde het gewapende conflict opnieuw, en bereikte de strijd de grootste stad van Ivoorkust, Abidjan, de de facto hoofdstad waar de regering zetelde en waar zich ook de buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigingen bevonden. Op 4 november lanceerde het regeringsleger daarom een nieuw offensief. Bij luchtaanvallen werd daarbij ook een Franse legerbasis geraakt. Acht Franse militairen sneuvelden en 23 raakten gewond. Frankrijk vernietigde daarop de twee vliegtuigen van de Ivoriaanse luchtmacht, waarna Franse grondtroepen slaags raakten met Ivoriaanse regeringstroepen. De situatie werd hierdoor zo onveilig dat de Nederlandse regering besloot de ambassade te Abidjan te sluiten en haar burgers te evacueren. 

Het Nederlandse aandeel
 
Op 8 en 10 november 2004 verzocht minister van Buitenlandse Zaken, Ben Bot, in twee brieven aan Defensie om een KDC-10 van 334 Squadron beschikbaar te stellen voor een evacuatiemissie in Ivoorkust. Het toestel vloog op 11 november naar de luchthaven bij Abidjan. Aan boord bevonden zich twee vervoersspecialisten van de Defensie Verkeers en Vervoersorganisatie, een viertal leden van de Koninklijke Marechaussee, een medisch team bestaande uit een arts en twee ziekenverplegers en een beveiligingsdetachement van het Korps Commandotroepen van de Koninklijke Landmacht. Het Special Forces-contingent bestond uit twee commandoploegen, in totaal 16 man. De commando’s hadden tot taak het beschermen van de evacués en het beveiligen van de Nederlandse residentie te Abidjan. De gehele operatie stond onder leiding van een stafofficier van het Defensie Operatie Centrum van de Defensiestaf. Toen de commando’s bij de ambassade arriveerden, namen zij daar de beveiligingstaken op zich. Deze bestonden onder andere uit het innemen van posities op verschillende plekken rondom het gebouw (alarmopstellingen en scherpschuttersposities), het inrichten van een operationsroom en het installeren van diverse verbindingsmiddelen. Ook plaatsten de commando’s enkele concertina’s (prikkeldraadversperringen) en van de Fransen geleende struikeldraadlichtseinen (trip flares). Toen de beveiliging gereed was, werden de 59 in Ivoorkust woonachtige Nederlanders, die zich bij de residentie hadden verzameld, onder begeleiding van de Nederlandse commando’s en Franse militairen naar het Franse legerkamp Bima, nabij de luchthaven van Abidjan, geëscorteerd. De Nederlanders vlogen op 11 november met 44 andere staatsburgers uit de Europese Unie (EU) terug naar Nederland. De ambassadeur, drs. J.W.G. Jansing, zijn vrouw en twee stafleden bleven echter in de residentie achter. Nederland was in 2004 voorzitter van de EU en de ambassadeur was, vanwege dit voorzitterschap, een belangrijke deelnemer in het Comité de Suivi, het belangrijke overlegorgaan ter ondersteuning van het vredesproces. Door deze positie en het daarmee gepaard gaande hoge publiciteitsprofiel, bestond er in de ogen van de commando’s echter een reële dreiging tegen de ambassadeur Inmiddels was op 12 november de Hr.Ms. Zuiderkruis vanuit Den Helder naar Ivoorkust vertrokken, met aan boord een peloton mariniers, als eventuele back-up bij de evacuatie. De ambassadeur verzocht echter diezelfde dag aan Buitenlandse Zaken om de ambassade te mogen sluiten. De volgende dag werd na toestemming van het ministerie, in goed overleg tussen de commandant van het detachement commandotroepen en de andere ambassadeurs van lidstaten van de EU besloten dit inderdaad te doen. De veiligheidssituatie was dusdanig verslechterd, dat blijven geen optie meer was. Hierop werd de taak van de Zuiderkruis overbodig en werd het schip op 14 november teruggeroepen.
 
Voor de evacuatie kozen de commando’s voor een route over land. Dit hield in dat de ambassadeur, zijn vrouw en de twee stafleden met gepantserde voertuigen naar het vliegveld werden vervoerd. Franse helikopters zouden de verplaatsing vanuit de lucht monitoren en indien nodig bijstand verlenen. Na enkele snelle verkenningen werd besloten dat de evacuatie ’s nachts zou plaatsvinden. Tijdens het wachten op de duisternis werd de situatie rondom de residentie dreigender. Een grote menigte had zich enkele straten verderop verzameld en hun geschreeuw was duidelijk te horen. Daarnaast werden door de scherpschutters op het dak enkele technicals waargenomen, civiele 4x4 terreinvoertuigen met daarop een .50-mitrailleur gemonteerd. Deze gevechtsvoertuigen reden rond in de buurt. Toen het eenmaal donker was en de situatie rustiger en veilig genoeg werd geacht, konden de ambassadeur en zijn gevolg naar de luchthaven worden vervoerd. Vanuit Nederland was een dag eerder, op 13 november, een C-130 Hercules-transportvliegtuig van 334 Squadron naar Ivoorkust gevlogen. Aan boord was een zeventienkoppige bemanning, om het ambassadepersoneel en het commandodetachement op te halen en te begeleiden. Het toestel landde de volgende dag op het tweede vliegveld nabij Abidjan, alwaar het met draaiende motoren wachtte. Nadat iedereen aan boord was gegaan, vloog het met een tussenstop in Accra terug naar vliegbasis Eindhoven, waar het op 17 november landde. 

Bron: Nederlands Instituut voor Militaire Historie

 

 

 
Deelname overige landen: 1
 
                     
 
Frankrijk
 
Nederland
 
 
 
 
 

 

   
 
 
G-275 Hercules C130
 
T-264 KDC-10