PERZISCHE GOLF
OPERATION OCTOPUS, OPERATION CALENDER
II
Duur: 1 november 1987 – 2 januari 1989
Krijgsmachtdeel: Koninklijke marine
Aantal militairen: 343
Achtergrond
De 1e Golfoorlog begon op 21 september 1980
met een grote Iraakse aanval op Iran. Iran wenste de grensafbakening
in de rivier Sjatt al Arab te herzien, eiste dat Iran een aantal
eilandjes in de Perzische Golf aan Bahrein teruggaf en autonomie
verleende aan deArabisch sprekende bevolking van de olierijke
Iraanse provincie Khoezestan. Op de achterrond speelden de eeuwenoude
Perzische-Arabische rivaliteit, de strijd om de macht in de Golf
en de ideologische botsing tussen het theocratische Iran en het
seculier-socialistische Irak.
De oorlog richtte zich op zee voorla tegen de economisch belangrijke
olie-export. Dit mondde al snel uit in de zogeheten tankeroorlog.
Irak opende in 1985 de aanval op olietankers uit Iran. Iran reageerde
met aanvallen op schepen uit andere Golfstaten. De VS besloten
olietankers uit Kuweit onder Amerikaanse vlag te escorteren, waardoor
het conflict dreigde te escaleren. Iran ging zelfs een stap verder.
Niet alleen bleef het raket- en mijnengevaar in de Perzische Golf
voortduren, Iran legde vanaf augustus 1987 ook mijnen in de Golf
van Oman. Dit was een ankerplaats voor de olietankers voordat
zij zich in de Perzische Golf waagden. Voor een aantal WEU-landen
was dit de spreekwoordelijke druppel.
Het Nederlandse aandeel in de 1e Golfoorlog
De Nederlandse regering besloot op 7 september
1987 twee mijnenjagers, Hr.Ms. Hellevoetsluis en Hr.Ms. Maassluis
(met elk 46 bemanningsleden) naar de Perzische Golf te sturen.
België sloot zich hier met twee mijnenvegers en een bevoorradingsschip
bij aan. De Belgische kapitein ter zee G. Busard werd las commandant
aangesteld van de schepen ter plaatse, terwijl de Nederlandse
commandant der Zeemacht in Nederland, vice-admiraal J.D.W. van
Renesse, het commando voerde over de gehele operatie, die als
codenaam ‘Octopus’ kreeg. De schepen kwamen op 1 november
aan in het operatiegebied.
Groot-Brittannië zou voor de luchtverdediging en logistieke
ondersteuning zorg dragen. De Belgisch-Nederlandse Task Group
maakte daarom van dezelfde havenfaciliteiten gebruik als de Britse
schepen. De beloofde luchtverdediging voor de Belgisch-Nederlandse
schepen kreeg van de Britten echter een lagere prioriteit dan
verwacht. Voorrang hadden de eigen Britse oorlogs- en vrachtschepen.
De Nederlandse regering besloot daarom Stingerteams (3 personen
per team) van het Korps Mariniers op zowel de Nederlandse als
Belgische schepen te plaatsen. De beide Nederlandse schepen kregen
ieder ook nog twee .50 mitrailleurs.
Het operatiegebied van de WEU-schepen van de Golf van Oman en
het zuidelijke deel van de Perzische Golf (niet noordelijker dan
Bahrein). De luchtdreiging was daar gering; alleen in de Straat
van Hormoez liepen de schepen kans door Iraanse Exosetraketten
te worden beschoten. De beide Nederlandse schepen bleven ruim
zes maanden in de Golf, tussentijds werd de bemanning van de schepen
afgelost. Na een tour van tweemaal drie maanden in de Golf nam
de mijnenveger hr.Ms. Urk op 11 mei 1988 de taken over van de
Hellevoetsluis en Maassluis. Nadat de Belgische regering het bevoorradingsschip
en één mijnenveger hadden teruggetrokken, werd onder
Brits commando per 1 juni een Brits/Belgisch/Nederlandse Task
Force gevormd, bestaande uit een Brits vlaggenschip, een bevoorradingsschip
en vijf mijnenvegers of mijnenjagers (waaronder de |Urk). Operatie
Octopus ging nu over in operatie Calender II. De bemanning van
de Urk werd tweemaal afgelost. Het schip aanvaardde op 2 januari
1989 de thuisreis.
Commandanten Hr.Ms. Hellevoetsluis
Ltz sd I E.J. Miltenburg 1 november 1987 –
1 februari 1988
Ltz I C.W. Tempelaars 1 februari 1988 – 11 mei 1988
Commandanten Hr.Ms. Maassluis
Ltz sd I R. Lute 1 november 1987 – 1
februari 1988
Ltz sd I J.G. Vos 1 februari 1988 – 11mei 1988
Commandanten Hr.Ms. Urk
Ltz sd I S.E. Glazer 1 mei 1988 – 11
augustus 1988
Ltz sd I E.J. Miltenburg 11 augustus 1988 – 14 december
1988
Ltz sd I G.T. Gerding 14 december 1988 – 2 januari 1989
Bron: Ministerie van Defensie
Boek Van Korea tot Kosovo
|