|
TANZANIA
'POLICE SEA WING'
Marinedetachement
Duur: 18 augustus 1965
- 24 december 1965
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marine
Aantal militairen: 12
Dodelijke slachtoffers: geen
Achtergronden
De voormalige Duitse
kolonie en het latere Britse mandaatgebied Tanganyika in Oost-Afrika
verkreeg in 1961 zijn onafhankelijkheid en werd als nieuwe staat
in het Britse Gemenebest opgenomen. Onder leiding van president
Julius Nyerere verenigde Tanganyika zich op 26 april 1964 met
de eilanden Zanzibar en Pemba. Zo kwam de Verenigde Republiek
Tanzania tot stand. Voor de opbouw van een eigen krijgsmacht kreeg
de nieuwe staat hulp van Canada en de Duitse Bondsrepubliek (de
BRD). De Canadezen verzorgden de officiersopleiding van de Tanzaniaanse
landmacht en een Air Transport Wing voor de luchtmacht. West-Duitsland
leverde kustwachtschepen inclusief training van de Tanzaniaanse
bemanning. Van deze zes schepen waren al vier bestaande Kriegsfischkütter
in bruikleen gegeven. De andere twee, die West-Duitsland aan Tanzania
zou schenken, waren nog in aanbouw en zouden begin 1966 worden
opgeleverd.
In februari 1965 verbrak West-Duitsland echter alle diplomatieke
betrekkingen met Tanzania, omdat dit land de banden met Oost-Duitsland
(de DDR) niet wenste op te geven. De Duitse communistische staat
had een belangrijke rol gespeeld tijdens een opstand op Zanzibar
waarbij de sultan in januari 1964 was afgezet. Het behoud van
de Verenigde Republiek Tanzania, en daarmee ook de machtsbasis
van president Nyerere, stond of viel met de steun van de communisten
op Zanzibar. West-Duitsland trok daaruit consequenties op grond
van de zogenoemde Hallsteindoctrine. Die hield in dat het land
alle bilaterale betrekkingen verbrak met staten die de DDR erkenden,
in dit geval dus Tanzania. Hiermee verviel ook de Duitse militaire
hulp voor de opbouw van een kustwacht. Daarom vroeg president
Nyerere of Nederland deze taak van de BRD wilde overnemen. De
levering van de Duitse marineschepen ging namelijk gewoon door.
Op 23 april 1965 besprak Nyerere zijn verzoek met de Nederlandse
minister van Buitenlandse Zaken J.M.A.H. Luns, met de minister
voor hulp aan ontwikkelingslanden Th.H. Bot, en met minister van
Defensie P.J.S. de Jong. In dit gesprek, op kasteel Oud-Wassenaar,
lieten de ministers weten dat Nederland in beginsel bereid was
steun te bieden. In ruil voor de hulp zou Nyerere zich bij zijn
Afrikaanse collega's hard maken voor een lang gekoesterde wens
van de KLM om Nairobi in Kenia of Entebbe in Oeganda als extra
tussenlandingsplaats op de route Amsterdam - Dar es Salaam te
verwerven. Daarnaast vroegen zij de Tanzaniaanse president een
verlaging van de douanetarieven in de Oost-Afrikaanse landen te
bewerkstelligen. Nyerere kon in dit opzicht echter niets beloven,
omdat hij hiervoor van zijn buurlanden afhankelijk was.
Voorbereiding
Op 14 mei 1965 wees
de staatssecretaris van Defensie (Koninklijke Marine), A. van
Es, kapitein-ter-zee R.J. Hordijk aan als hoofdofficier om een
marinedetachement voor Tanzania samen te stellen. Op 25 mei vertrok
Hordijk naar Bonn en op 28 juni naar Dar es Salaam om zich door
respectievelijk de Duitse marine en de Tanzaniaanse overheid op
de hoogte te laten stellen van het wel en wee rondom de zogenoemde
Police Sea Wing voor Tanzania. Het nog te vormen Nederlandse marinedetachement
moest een groep van ongeveer honderd Tanzanianen gaan opleiden
voor een kustwachttaak. Hiervan waren er 25 die van juni 1964
tot februari 1965 in Holtenau onderricht in marinetaken hadden
genoten. Oorspronkelijk zou hun opleiding nog tot 10 juni hebben
geduurd, maar doordat West-Duitsland de betrekkingen met Tanzania
verbrak, stopte deze. Daarnaast was er een groep van 24 schepelingen
die bij de Israëlische marine een theoretische basisvorming
had gekregen. Het restant, circa 50 man, had geen enkele vooropleiding.
Volgens kapitein-ter-zee Hordijk was het toekomstige Tanzaniaanse
marinepersoneel nog lang niet op zijn taak voorbereid. Er werd
in Tanzania niets gedaan om hun basiskennis (zo ver die al aanwezig
was) op peil te houden of uit te breiden. Zo was het marinepersoneel
dat in Israël was geschoold al sinds januari 1965 met verlof.
Verder liet Hordijk zich informeren over de toestand van de vier
houten schepen die door West-Duitsland in bruikleen waren gegeven
(waarvan de termijn op 8 december 1966 verstreek). De twee schepen
die hij zelf onderzocht, verkeerden in erbarmelijke staat. De
andere twee schepen kon hij niet bezoeken, omdat deze op een werf
in Mombasa (Kenia) lagen.
In verband met de slechte toestand van de schepen en om te voorkomen
dat het opgeleide Tanzaniaanse personeel het geleerde weer vergat,
adviseerde Hordijk om het Nederlandse marinedetachement op korte
termijn naar Tanzania uit te zenden. In zijn ogen moest het een
kleine ploeg zijn die leiding kon geven aan alle onderdelen van
het scheepsbedrijf. De uitzendtijd schatte hij op zes maanden
tot een jaar, met de mogelijkheid op verlenging. Dit laatste was
afhankelijk van het verloop van de missie. Binnen drie weken werd
er een detachement van twaalf man samengesteld, onder leiding
van luitenant-ter-zee der tweede klasse oudste categorie (LTZ
2 OC) H.C. van der Meijden. Voordat dit marinedetachement naar
Tanzania vertrok, kregen de manschappen van 26 tot 31 juli 1965
bij het 2. Marineausbildungscommando te Glücksburg-Meierwik
(BRD) de gelegenheid met het type schip vertrouwd te raken waarmee
zij in Tanzania zouden gaan werken. De West-Duitse regering zegde
toe zorg te dragen voor de betaling van de overtochtkosten van
het detachement naar Dar es Salaam, evenals voor het salaris van
het marinepersoneel. De lokale kosten kwamen voor rekening van
de Tanzaniaanse overheid.
Taken en uitvoering
Op 18 augustus 1965
meldde het detachement zich op de marinekazerne in Amsterdam om
daarna vanaf vliegveld Zestienhoven bij Rotterdam naar Dar es
Salaam te vliegen. Toen het detachement de volgende dag in Tanzania
aankwam, werd het direct in het gouvernementshotel, de New Dar
es Salaam Club, ondergebracht. In de eerste paar weken bestonden
de werkzaamheden van de Nederlandse militairen vooral uit het
kennismaken met de verschillende betrokken instanties, en het
inspecteren van de schepen. Ook werd een begin gemaakt met het
repareren van de slecht onderhouden schepen. Op 23 augustus werd
het marinepersoneel verrast door een bezoek van prins Bernhard,
die op vakantie was in Tanzania.
Het Nederlandse marinepersoneel was naar het Afrikaanse land uitgezonden
om een Police Sea Wing, een kustwacht, op te bouwen en het personeel
hiervan op te leiden. In plaats daarvan bleken de detachementsleden
weinig anders te kunnen doen dan zich bezighouden met herstelwerkzaamheden
aan de schepen Uhuru en Papa in Dar es Salaam en de Salama en
Rafiki in Mombasa. De schepen moesten eerst opgeknapt en zeewaardig
worden gemaakt voordat de Nederlanders het Tanzaniaanse marinepersoneel
praktijkinstructie konden geven. Bij alle vier de schepen waren
onder andere de installaties, zeekaarten en boeken gestolen. Daarnaast
waren de rompen lek of sterk aangegroeid, waren metalen onderdelen
zwaar verroest en was bij een tweetal schepen het dek opengesprongen.
Pas eind oktober 1965 waren de twee schepen in Dar es Salaam grotendeels
gerepareerd. Ze waren echter nog niet zeewaardig gemaakt. Dit
kon alleen op een goed geoutilleerde scheepswerf gebeuren. Zo'n
scheepswerf was niet in het land aanwezig en de Tanzaniaanse regering
had het geld er niet voor (over) om dit uit te besteden.
Tot overmaat van ramp moesten de detachementsleden het opknapwerk
merendeels zelf (provisorisch) verrichten. Het in West-Duitsland
getrainde Tanzaniaanse personeel was, met uitzondering van de
telegrafisten en de bootscommandant, met verlof en de vakkennis
van de manschappen die in Israël marineonderricht hadden
genoten, was zeer gering. Zij konden slechts voor eenvoudige klussen
worden ingezet en behoefden voortdurend toezicht en aansturing.
Daarnaast bleek de politieorganisatie, waaronder de Police Sea
Wing viel, ongeschikt te zijn om in ongewijzigde vorm op de kustwacht
te worden toegepast. Zo schreef de politieorganisatie voor dat
iemand die zes uren wachtdienst had gelopen, recht had op een
vrije dag. Dit betekende in de praktijk dat dagelijks één
van de bemanningsleden afwezig was. Werd hierbij het aantal personen
opgeteld dat dagelijks door ziekte, verlof of wegens verplichte
sportbeoefening afwezig was, dan kwam het percentage absenten
op ongeveer 40% per dag. Daarnaast bezat het aanwezige personeel
over het algemeen een veel te hoge rang, wat een eigenaardig probleem
met zich meebracht. De regelgeving schreef namelijk voor dat personeel
boven de rang van korporaal geen handmatige arbeid mocht verrichten,
maar alleen toezicht mocht houden. Aangezien 70% van de Tanzaniaanse
cursisten een hogere rang dan korporaal bezat, bestonden de werkzaamheden
van deze groep vooral uit het lezen van de plaatselijke krant
en het voeren van gesprekken. Om toch nog enigszins invulling
te geven aan de oorspronkelijke taakstelling, stelde LTZ 2 OC
Van der Meijden aan de commandant van de Police Marine Unit voor
om theorielessen te verzorgen waarmee het Tanzaniaanse personeel
zijn kennis op peil kon houden. De commandant wees dit voorstel
echter om onduidelijke redenen van de hand.
Het verblijf
Vooraf was afgesproken
dat het Nederlandse marinedetachement voor slechts een korte periode
zijn onderkomen in het gouvernementshotel zou hebben. De manschappen
zouden echter de gehele uitzendperiode in de New Dar es Salaam
Club verblijven. Deze accommodatie liet veel te wensen over. Zo
waren de kamers en het linnen- en serviesgoed vies en onverzorgd,
werden de toiletten en badkamers vrijwel nooit gereinigd en was
de verzorging zeer pover, zo meldde Van der Meijden. De maaltijden
waren eentonig en niet afgestemd op de smaak van de detachementsleden.
Ook vond er driemaal per week een luidruchtig dansfeest plaats,
waardoor de detachementsleden niet vóór 02.00 uur
de slaap konden vatten.
De Nederlanders was aangeboden om hun intrek te nemen in een kleine
flat, maar volgens commandant Van der Meijden voldeed deze niet.
De detachementscommandant had zelf een paar geschikte woningen
gevonden, maar de eigenaar weigerde deze te verhuren toen hij
vernam dat de Tanzaniaanse overheid de huur zou betalen. "Dan
krijg ik mijn geld nooit", liet hij aan Van der Meijden weten.
Pas eind november besefte de Tanzaniaanse overheid dat de voormalige
officierswoning van de Duitsers al sinds februari leeg stond.
De twee officieren van het detachement namen voor de resterende
maand hierin hun intrek. Dat ze nog maar een maand in Tanzania
zouden verblijven, wisten zij toen nog niet. De einddatum van
de uitzending stond op dat moment nog niet vast. Het moreel van
de detachementsleden had al die tijd ernstig te lijden onder het
uitblijven van resultaten en de slechte accommodatie. Het merendeel
van de Tanzaniaanse cursisten beheerste de Engelse of Duitse taal
niet. Dit bemoeilijkte de communicatie en het onderwijs, aangezien
de instructieboeken en handleidingen in die talen waren geschreven.
Tot een daadwerkelijke opleiding van het Tanzaniaanse marinepersoneel
kwam het niet. Van de Tanzaniaanse autoriteiten ondervond het
opleidingsdetachement weinig medewerking. "De wil om, nu
wij hier zijn om hen te adviseren en te helpen, daadwerkelijk
aan te vangen met het opbouwen van de Police Marine Unit, ontbreekt",
liet commandant Van der Meijden weten. Hij concludeerde dat dit
lag aan een aaneenschakeling van factoren. De Tanzanianen wisten
niet goed van wie de aanwezige schepen nu eigenlijk waren, wat
er ging gebeuren zodra de bruikleentermijn verstreek en wanneer
de resterende schepen uit Duitsland zouden arriveren. Ook wisten
zij niet goed wat ze nu wilden en zagen zij op tegen het maken
van kosten. "En het is hierdoor dat het werken hier, zo niet
zinloos dan toch wel ondankbaar is", lichtte de detachementscommandant
toe.
De detachementsleden hadden het gevoel door Tanzania te worden
misbruikt. Op 16 december 1965 maakte president Nyerere bekend
dat zijn regering geen belangstelling meer voor de schepen had
en dat geen stappen meer zouden worden ondernomen om deze alsnog
gerepareerd te krijgen. Op 18 december kreeg Van der Meijden vanuit
Den Haag te horen dat het marinedetachement voor Tanzania was
opgeheven en dat het weer naar huis kon terugkeren. Op 23 december
vlogen de Nederlandse militairen met een toestel van Alitalia
naar Nederland, waar zij de volgende dag arriveerden.
Bron: Nederlandse Instituut
voor Militaire Historie
|
|