IRAK
STABILISATION FORCE
Duur: juli 2003 – april 2005
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Landmacht, Luchtmacht, Marine, Marechaussee
Aantal militairen: 7.568
Dodelijke slachtoffers: 2
Achtergronden
Op 17 januari 1991 begon de Golfoorlog, die ten doel had de Irakezen
te verdrijven uit het door hen in augustus van het jaar daarvoor
bezette Koeweit. De strijd werd gevoerd door een grote coalitie
van landen, onder aanvoering van de Verenigde Staten, en eindigde
begin maart met het beoogde resultaat. In de daaropvolgende wapenstilstand
was de voorwaarde opgenomen dat Irak zich zou ontdoen van zijn
massavernietigingswapens, onder toezicht van wapeninspecteurs
van de Verenigde Naties: UNSCOM. Die kweten zich met wisselend
succes van hun taak, maar in december 1998 had de obstructie door
Irak zulke vormen aangenomen, dat de inspecteurs hun biezen pakten.
De Irakese tegenwerking en de afwezigheid van controle voedden
de angst dat het regime van Saddam Hoessein nog steeds bezig was
met de productie van massavernietigingswapens.
In de loop der jaren legde Irak alle oproepen om de VN-inspecteurs
weer toe te laten en opening van zaken te geven over zijn wapenprogramma’s
naast zich neer. Mede vanwege de terreuraanslagen van 11 september
2001 besloten de Amerikanen deze houding niet langer te tolereren.
Ze drongen er bij de Veiligheidsraad van de VN op aan dit voorbeeld
te volgen. Onder deze toegenomen druk stemde het Irakese bewind
op 16 september 2002 toe in de terugkeer van de wapeninspecteurs.
Die wisten echter niet de door de VS gehoopte resultaten te boeken.
Uiteindelijk nam de Veiligheidsraad in november 2002 resolutie
1441 aan, welke Bagdad een laatste kans bood eerdere resoluties
uit te voeren, op straffe van ernstige gevolgen. In maart 2003
concludeerden Amerikanen en Britten dat Irak onvoldoende medewerking
had verleend en zij besloten tot gewapende actie.
De coalitie bestond ditmaal uit minder landen dan in 1991. De
Amerikanen leverden weer de hoofdmoot van de strijdkrachten, de
Britten waren een goede tweede. Verder deden er Special Forces
uit Australië mee en waren er kleinere contingenten uit Midden-Europese
landen als Polen en Tsjechië van de partij. In de vroege
ochtend van 20 maart 2003 werd de Irakese hoofdstad aangevallen
door vliegtuigen en kruisraketten. Die zelfde avond begon de grondcampagne.
De coalitie rukte snel op en veroverde op 9 april Bagdad. Vijf
dagen later viel het laatste bolwerk van Saddam Hoessein: zijn
geboorteplaats Tikrit.
Op 22 mei 2003 nam de Veiligheidsraad resolutie 1483 aan, welke
voorzag in de instelling van een stabilisatiemacht in Irak: SFIR.
Deze functioneert onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van
de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en vormt nadrukkelijk
geen instrument van een bezettende mogendheid. Zij moet de Irakezen
assisteren bij de wederopbouw van het land, de hervorming van
overheidsinstanties en het creëren van stabiliteit en veiligheid.
Nederlandse bijdrage
De eerste 25 militairen van de Nederlandse krijgsmacht vertrokken
op 2 juli 2003 naar Irak als voorhoede van een contingent van
circa 1200 man. Van de eerste twee rotaties van SFIR vormde een
bataljon mariniers de harde kern. Van SFIR 3, 4 en 5 was de landmacht
de grootste leverancier. Naast voetsoldaten bestond het contingent
uit een helikopterdetachement van de Koninklijke Luchtmacht. Eerst
telde dat vier Chinooks, later werden die vervangen door drie
Cougars; in april 2004 kwamen er ook nog zes Apaches bij. De marechaussee
was present met een detachement militaire politie. De militairen
moesten de vrede bewaren in de provincie Al-Moethanna, een woestijngebied
groter dan Nederland, dat in het zuiden van Irak ligt en binnen
de Britse sector viel. Behalve het creëren van stabiliteit
en veiligheid namen de Nederlanders ook hun opbouwtaak serieus.
Want naast het opleiden van in totaal zo’n 28.00 Irakezen
voor taken binnen leger en politie, hielpen ze onder meer bij
de renovatie van een pontonbrug over de Eufraat. En toen die rivier
in maart 2004 dreigde te overstromen, assisteerde de genie bij
de dijkverzwaring. Ook zette de CIMIC-organisatie (Civil Military
Cooperation) diverse projecten op die de Irakezen ten goede kwam
Vanwege de goede relatie met de plaatselijke bevolking bleef de
situatie in Al-Moethanna redelijk ontspannen. Van lieverlede echter
brachten elementen van buiten de provincie daar verandering in.
In december 2004 werden daarom korte tijd 70 Commando’s
naar Irak gestuurd. De incidenten namen in frequentie en omvang
toe en varieerden van schotenwisselingen tot mortieraanvallen
op de Nederlandse kampementen. In verband met dat laatste werden
ook mortieropsporingsradars naar Al-Moethanna gestuurd om de lanceerplek
aan de hand van de baan van de projectielen te kunnen berekenen.
Nadat op 10 mei 2004 al sergeant Dave Steensma van de landmacht
door een granaataanslag was gesneuveld, kwam op 14 augustus van
dat jaar wachtmeester Jeroen Severs van de koninklijke Marechaussee
in een hinderlaag om het leven. Ook vielen er meerdere gewonden.
In een reactie daarop zond ons land versterkingen in de vorm van
meer Patria pantserwielvoertuigen en twee extra pelotons infanterie.
Met de geslaagde verkiezingen in Irak van 30 januari 2005 naderde
het einde van de Nederlandse missie. Om één minuut
voor middernacht op 15 maart was het zover. Zondag 3 april trokken
de laatste Nederlandse militairen en helikopters de grens met
Koeweit over. Hun taak werd overgenomen door de Australiërs.