VOORMALIG JOEGOSLAVIE
Operatie Maritime
Monitor, Maritime Guard, Sharp Guard
Duur Maritime Monitor:
19 juli 1992 - 22 november 1992 (352)
Duur Maritime Guard: 22 november - 15 juni 1993 (352)
Duur Sharp Guard: 15 juni 1993 - 27 juni 1996 (5.375)
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marine
Aantal militairen: 6.079
Dodelijke slachtoffers: 1
Achtergrond
De federatieve volksrepubliek
Joegoslavië bestond sinds haar oprichting in 1945 uit zes
deelrepublieken: Slovenië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina,
Servië, Montenegro en Macedonië. In Servië lagen
verder nog twee autonome provincies: Vojvodina en Kosovo. Joegoslavië
was een lappendeken van bevolkingsgroepen met elk hun eigen religie,
cultuur en visie op het verleden. President Josip Broz Tito wist
de federatie 35 jaar lang, tot zijn dood op 4 mei 1980, bijeen
te houden. Die eenheid moest Tito echter gaandeweg met politieke
en economische concessies aan de deelrepublieken en provincies
afkopen. De emancipatie van de republieken en provincies werd
met name bekrachtigd in de grondwet van 1974.
De economische neergang en de opkomst van het Servische nationalisme
zorgden in de loop van de jaren tachtig voor een fataal mengsel,
dat het einde van de federatie zou inluiden. De Serviërs
wensten - als sterkste natie - het behoud van een krachtige Joegoslavische
eenheidsstaat als garantie voor het behoud van hun politieke macht
en culturele identiteit. De economische en politieke emancipatie
van de andere republieken en de Albanese meerderheid in Kosovo
kon hen vanzelfsprekend weinig bekoren. De Serviërs vreesden
bovendien voor de rechten van hun volksgenoten in de andere deelrepublieken.
De Servische president Slobodan Milosevic zag het Servische nationalisme
als een handig vehikel voor zijn persoonlijke aspiraties. Hij
stookte het nationalistische vuurtje op door een Groot-Servië
te bepleiten en zich als de beschermer van alle Serviërs
in Joegoslavië op te werpen. Dat leidde onvermijdelijk tot
een botsing met Slovenië en Kroatië, die juist naar
meer onafhankelijkheid streefden. De beide deelrepublieken zagen
de keiharde manier waarop het door Servië gedomineerde Joegoslavische
federale leger (JNA) eind jaren tachtig afrekende met het Albanese
verzet in Kosovo als een verontrustend voorteken. Op 25 juni 1991
riepen Slovenië en Kroatië hun onafhankelijkheid uit.
Het JNA intervenieerde vrijwel onmiddellijk. Om Slovenië
werd weinig gevochten, vooral omdat er door de tamelijk homogene
bevolkingssamenstelling nauwelijks problemen met grote minderheidsgroepen
waren. De kortstondige oorlog eindigde na bemiddeling van de EG
op 7 juli in een staakt-het-vuren, het akkoord van Brioni.
De situatie in Kroatië was vanwege de grote Servische minderheid
veel complexer. De Kroatische Serviërs zagen in de verkiezingsoverwinning
van de Kroatische nationalist Franjo Tudjman in mei 1990 een anti-Servisch
complot. De regio Knin (Krajina), waar veel Serviërs woonden,
verklaarde zich in september 1990 onafhankelijk. Een poging van
de inmiddels tot president benoemde Tudjman om het rebelse Servische
staatje van de kaart te vegen, werd verhinderd door het JNA, in
die regio onder bevel van de Servische generaal en ultranationalist
Ratko Mladic. Het JNA voorzag de Servische militie in Knin zelfs
van wapens. Het onervaren Kroatische leger verloor grote gebieden
(Krajina, Oost- en West-Slavonië) aan de Serviërs. Op
2 januari 1992 werd een wapenstilstand van kracht. Twee weken
later, op 15 januari 1992, erkende de EG Slovenië en Kroatië
als onafhankelijke staten. Milosevic en het JNA zetten ondertussen
ook de Serviërs in de deelrepubliek Bosnië tegen de
andere bevolkingsgroepen op, en met succes. De Bosnische Serviërs
riepen op 5 januari 1992 een eigen republiek uit. Deze bestond
uit zes verspreid van elkaar gelegen gebieden met een Bosnisch-Servische
meerderheid. De Bosnische Serviërs wensten deze gebieden
met elkaar te verbinden om vervolgens aansluiting bij Servië
te zoeken. Etnische zuivering en genocide waren in de ogen van
de Servische milities de meest doelmatige manier om dat te bereiken.
Kroaten en Moslims riepen vervolgens op 3 maart 1992 de onafhankelijke
staat Bosnië uit.
De oorlog in Bosnië begon op 2 april 1992 met een aanval
van Servische milities op de Moslimbevolking van de Noord-Bosnische
stad Bijeljina. Enkele dagen later schoten Servische scherpschutters
in de Bosnische hoofdstad Sarajevo op de deelnemers aan een vredesdemonstratie.
De artillerie van het JNA begon dezelfde avond haar beschietingen
op Sarajevo. Een dag later, op 6 april 1992, erkenden de EG en
de VS de onafhankelijkheid van de republiek Bosnië. Het door
Serviërs gedomineerde federale parlement in Belgrado riep
vervolgens op 27 april 1992 de nieuwe Federale Republiek Joegoslavië
(FRJ: Servië en Montenegro) uit.
Het VN-mandaat en
de taken
De Veiligheidsraad
stelde op 25 september 1991 in resolutie 713 een wapenembargo
voor heel Joegoslavië in en kondigde op 30 mei 1992 in resolutie
757 een handelsembargo tegen Servië en Montenegro af. Schepen
van de NAVO en vliegtuigen van de West-Europese Unie (WEU) begonnen
in juli 1992 in het kader van de operaties Maritime Monitor (NAVO)
en Sharp Vigilance (WEU) met het observeren van het scheepvaartverkeer
op de Adriatische Zee richting Joegoslavië. De ervaring leerde
al snel dat waarnemen nul en generlei waarde had zonder de mogelijkheid
overtredingen af te straffen. De Veiligheidsraad besloot daarom
op 16 november 1992 in resolutie 787 dat de schepen van de lidstaten
het recht hadden het embargo desnoods met geweld af te dwingen.
De NAVO en de WEU boden de VN in dit kader vanaf 22 november schepen
en vliegtuigen aan voor de operaties Sharp Fence (WEU) en Maritime
Guard (NAVO), die respectievelijk de operaties Sharp Vigilance
en Maritime Monitor vervingen. Beide operaties gingen op 15 juni
1993 over in de gezamenlijke operatie Sharp Guard, die onder operationeel
bevel stond van de NAVO-commandant Allied Naval Forces Southern
Europe. De schepen waren in eerste instantie onderdeel van de
Standing Naval Forces Mediterranean (STANAVFORMED), later stelden
ook de Standing Naval Forces Atlantic (STANAVFORLANT) schepen
beschikbaar. Het embargo werd door de VN op 18 juni 1996 opgeschort
en op 2 oktober 1996 opgeheven. Op die dag eindigde ook operatie
Sharp Guard, die op 19 juni al was opgeschort.
Het Nederlandse
aandeel in de afdwinging van het embargo op de Adriatische Zee
Nederland stelde als
lid van de NAVO voor de operaties Maritime Monitor en Maritime
Guard een fregat ter beschikking. Nederland handhaafde deze bijdrage
van één fregat toen de operatie overging in Sharp
Guard. De schepen opereerden voor periodes van twee tot zes maanden.
De deelnemende schepen waren zoals gezegd tot 16 november 1992
niet bevoegd om verdachte schepen aan te houden, laat staan te
onderzoeken. De NAVO (en WEU) mochten de verdachte schepen maar
tot op 450 meter naderen. Na 16 november mocht een verdacht schip
door zwaar bewapende mariniers veilig worden gesteld, alvorens
een controleteam van tien personen aan boord ging. De Koninklijke
Marine (KM) stelde tot tweemaal toe ook een onderzeeboot beschikbaar
om het embargo te handhaven (Hr.Ms. Zeeleeuw en de Hr.Ms. Walrus).
Een bijzondere missie
in de Adriatische Zee was de door Groot-Brittannië geleide
operatie Grapple. De schepen die deel uitmaakten van Grapple moesten
zo nodig bij de evacuatie van Britse en Nederlandse troepen uit
Bosnië assisteren. Een Nederlands fregat beschermde van februari
tot december 1993 het Britse vliegdekschip HMS Ark Royal, terwijl
het bevoorradingsschip Hr.Ms. Zuiderkruis onder meer de schepen
van operatie Grapple bevoorraadde.
Commandanten schepen
STANAVFORMED
kltz H.W. Schreuder:
Hr.Ms. Pieter Florisz (19 juli - 7 september 1992)
kltz F.M.P. 't Hart: Hr.Ms. Van Kinsbergen (7 september 1992 -
22 januari 1993)
kltz M.A. van Maanen: Hr.Ms. Kortenaer (22 januari 1993 - 23 juli
1993)
kltz W.F.C. Muilwijk: Hr.Ms. Philips van Almonde (23 juli 1993
- 14 december 1993)
kltz R. van Rooijen: Hr.Ms. Van Kinsbergen (14 december 1993 -
26 mei 1994)
kltz A. van Dijk: Hr.Ms. Piet Heyn (26 mei 1994 - 5 september
1994)
ktz E. Robberegt: Hr.Ms. De Ruyter (5 september 1994 - 15 januari
1995)
kltz A.J. van Someren: Hr.Ms. Abraham Crijnssen (15 januari 1995
- 24 april 1995)
kltz R.E. Harte: Hr.Ms. Jacob van Heemskerck (24 april 1995 -
7 september 1995)
kltz K.A.C. Hermsen: Hr.Ms. Pieter Florisz (7 september 1995 -
27 januari 1996)
kltz H. Sabelis: Hr.Ms. Karel Doorman (27 januari 1996 - 27 juni
1996)
Commandanten schepen
STANAVFORLANT
kltz G.M.J.H. Burema:
Hr.Ms. Witte de With (23 juni 1993 - 26 juli 1993)
kltz P.M. van der Struis: Hr.Ms. Abraham Crijnssen (26 juli 1993
- 13 december 1993)
kltz G.M.J.H. Burema: Hr.Ms. Witte de With (13 december 1993 -
25 januari 1994)
kltz J.G.A. Brandt: Hr.Ms. Jacob van Heemskerck (25 januari 1994
- 14 juli 1994)
kltz F.M.J. Schellekens: Hr.Ms. Jan van Brakel (14 juli 1994 -
29 november 1994)
kltz W.F.C. Muilwijk: Hr.Ms. Philips van Almonde (29 november
1994 - 9 april 1995)
kltz J.W. Kelder: Hr.Ms. Bloys van Treslong (9 april 1995 - 24
augustus 1995)
kltz F.M.J. Schellekens: Hr.Ms. Jan van Brakel (24 augustus 1995
- 13 januari 1996)
kltz R. van der Woude: Hr.Ms. Abraham van der Hulst (13 januari
1996 - 25 mei 1996)
Bron: Nederlands Instituut
voor Militaire Historie
|