UNITED NATIONS MISSION ETHIOPIA ERITREA

(UNMEE DJIBOUTI)

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DJIBOUTI

UNITED NATIONS MISSION ETHIOPIA ERITREA

Duur: 15 februari 2001 - 28 juni 2001
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Luchtmacht
Aantal militairen: 160
Dodelijke slachtoffers: twee

Achtergronden

Na de vreedzame afscheiding van Eritrea in 1993 onderhielden Ethiopië en Eritrea aanvankelijk broederlijke betrekkingen. De leiders van beide landen, president Isayas Afewerki van Eritrea en minister-president Meles Zenawi van Ethiopië, hadden immers jarenlang zij aan zij een bloedige strijd tegen het toenmalige Ethiopische regime van Mengistu gevochten. Door economische en politiek-militaire belangenverschillen, prestigestrijd en onenigheid over de loop van de grens liepen de onderlinge spanningen echter op. Mede als gevolg van het feit dat bij de afscheiding van Eritrea de grens tussen beide landen niet definitief was vastgelegd, deden zich met een zekere regelmaat schermutselingen voor en beschuldigden beide partijen elkaar van schending van elkaars grondgebied. In reactie op de dood van enkele Eritrese officieren in mei 1998, trok Eritrea tien kilometer Ethiopië binnen. Het conflict escaleerde snel en na drie weken werden wederzijds luchtbombardementen uitgevoerd. Ondanks bemiddelingspogingen van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE), de VS en Rwanda braken begin 1999 de eerste hevige grondgevechten rond Badme en later Zelambessa uit. Medio 1999 raakte het conflict in een patstelling en hervatten beide partijen de onderhandelingen. Deze mislukten echter. Op 12 mei 2000 begon Ethiopië - ondanks sterke internationale druk van onder andere de VS en de Veiligheidsraad - een grootschalig militair tegenoffensief. Binnen enkele weken had het Ethiopische leger op verscheidene plaatsen aanzienlijke terreinwinst geboekt; Ethiopische militairen stonden op (onbetwist) Eritrees grondgebied. Uiteindelijk tekenden beide landen, na bemiddeling door de OAE en de VS, op 18 juni 2000 in Algiers een staakt-het-vuren overeenkomst. In deze Agreement on the Cessation of Hostilities verzochten beide landen de Verenigde Naties een vredesmacht te stationeren, die zou moeten toezien op de naleving van het staakt-het-vuren en de vorming en handhaving van een gedemilitariseerde bufferzone, de Temporary Security Zone (TSZ). Ethiopië zou zich daarbij terugtrekken tot de posities van voor het conflict (dus voor mei 1998) en Eritrea zou zijn troepen herschikken op 25 kilometer afstand van de Ethiopiërs. De ligging van deze tijdelijke bufferzone zou overigens niet vooruitlopen op de uiteindelijke demarcatie van de onderlinge grens. Deze demarcatie zou het eindpunt zijn van de VN-missie.

Mandaat

Omdat het Nederlands Apache Detachement (NAD) in Djibouti geen deel uitmaakte van UNMEE moest Nederland zelf een statusverdrag afsluiten met de regering van dat land. In dit verdrag werden allerlei juridische aspecten van de stationering geregeld, zoals bewegingsvrijheid, douanezaken en rechtsbescherming. Wat dat laatste betreft kon geen volledige immuniteit voor de Djiboutiaanse wet verkregen worden; bij kleinere vergrijpen (waarop een geldboete stond) zou de Djiboutiaanse wet op de Nederlandse militairen van toepassing zijn. Bij zwaardere vergrijpen (waarvoor gevangenisstraf gegeven zou kunnen worden) zouden militairen conform de Nederlandse wetgeving in Nederland vervolgd worden. Deze rechtsbescherming werd voldoende geacht. Er heeft zich echter tijdens de gehele stationering geen enkel probleem voorgedaan. De samenwerking met de Djiboutiaanse autoriteiten was zeer goed. In het statusverdrag tussen Nederland en Djibouti waren afspraken gemaakt over de geweldsinstructie voor de beveiliging van de Apaches. Het was toegestaan op de aan Nederland toegewezen terreinen een wapen te gebruiken, indien een persoon door de Djiboutiaanse beveiliging van het vliegveld heen zou komen en zich vervolgens onbevoegd toegang zou verschaffen, of zou trachten te verschaffen, tot het Nederlandse terrein. Tijdens de stationering hebben zich geen incidenten voorgedaan en is er geen noodzaak geweest gebruik te maken van deze bepaling in het verdrag.


Nederlandse deelname

Het KLu detachement bestond uit ongeveer 160 personen. Het in Djibouti gestationeerde NAD is niet ingezet voor een extractie van Nederlandse militairen uit UNMEE. Wel is door middel van oefeningen waardevolle ervaring opgedaan met opereren onder woestijnachtige omstandigheden.

Bron: Ministerie van Defensie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deelnemende landen: 26 (totaal UNMEE)
             
 
Algerije
 
Bangladesh
 
Canada
 
China
 
Finland
 
Ghana
 
             
 
India
 
Italië
 
Jordanië
 
Kenya
 
Maleisië
 
Nederland
 
             
 
Noorwegen
 
Oekraïne
 
Oostenrijk
 
Peru
 
Polen
 
Roemenië
 
             
 
Spanje
 
Tanzania
 
Tunesië
 
Uruguay
 
Zambia
 
Zweden
 
                     
 
Nepal
 
Zwitserland