UNITED NATIONS MISSION IN HAITI

(UNMIH)

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HAITI

UNITED NATIONS MISSION IN HAITI

Duur: 3 december 1994 - 11 april 1996
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marine, Koninklijke Marechaussee
Aantal militairen: 325
Dodelijke slachtoffers: geen

Achtergronden

De slavenbevolking van Haïti bevrijdde zich in 1804 van het Franse koloniale juk en riep in 1806 de onafhankelijke republiek Haïti uit. Burgeroorlogen en een laag ontwikkelingspeil verhinderden echter dat de Haïtiaanse economie tot bloei kon komen. De politieke leiders - meest mulatten - zagen hun ambt vooral als een winstgevende onderneming. Corruptie, vriendjespolitiek en politieke moorden waren aan de orde van de dag. De macht van de mulatten werd pas gebroken nadat François 'Papa Doc' Duvalier in 1957 tot president was gekozen. De zwarte bevolking was zijn machtsbasis. Ook het dictatoriale regime Duvalier (Jean-Claude 'Baby Doc' Duvalier volgde zijn vader in 1971op) verwaarloosde echter de sociaal-economische ontwikkeling van het land. 'Baby Doc' Duvalier zag zich in 1986 gedwongen te vluchten na een reeks stakingen en rellen. Haïti stortte zich vervolgens in een moeizaam en onzeker democratiseringsproces, dat in december 1990 uitliep op de verkiezing van de linkse priester Jean-Bertrand Aristide tot president. Met zijn eigenzinnige democratiserings- en hervormingsbeleid joeg deze de zittende elite tegen zich in het harnas. Het leger onder bevelhebber Raoul Cedras zette Aristide in oktober 1991 af.


Het VN-mandaat en de taken van UNMIH

Het mandaat voor de vervolgoperatie UNMIH was al op 31 juli 1994 in resolutie 940 vastgesteld, dezelfde resolutie die aan de basis van de MNF had gestaan. Het betrof een herziening en uitbreiding van het oorspronkelijke mandaat van 23 september 1993. UNMIH zag toe op de handhaving van de interne stabiliteit en veiligheid in Haïti; beschermde buitenlandse functionarissen en belangrijke installaties; steunde de autoriteiten bij het scheppen van de juiste voorwaarden voor vrije en eerlijke verkiezingen; en hielp bij de professionalisering van de strijdkrachten.

Het Nederlandse aandeel in UNMIH

De Veiligheidsraad stemde met resolutie 964 van 29 november 1994 in met het sturen van een advance party voor UNMIH van vijfhonderd personen. De VN verzochten Nederland op 3 december 1994 een majoor voor de planningsafdeling van UNMIH te leveren. Het Ministerie van Defensie stuut de majoor der mariniers P.J.M. Wilmsen, naar tekende daarbij aan dat het zich hiermee nog niet committeerde aan deelname.
De veiligheidssituatie ter plaatse was bepalend. Het kabinet stemde op 27 januari 1995 in met de deelname van een logistiek zelfstandige marinierscompagnie (150 personen) aan UNMIH. Een verkenningsmissie van vijf mariniers, onder leiding van kapitein der mariniers P.P. Engles, vertrok een dag later Laar Haïti. Een kwartiermakersgroep van dertien mariniers, onder bevel van compagniescommandant majoor der mariniers H.J. van der Maas, volgde op 25 februari 1995. Enkele dagen later vertrok een groep van 55 mariniers die in Port-au-Prince het vrachtschip met materieel moest lossen. De hoofdmacht (90 mariniers) arriveerde op 2 maart. De compagnie ontplooide drie dagen later in het inzetgebied. De eenheid beheerde in het zuidoosten van Haïti een eigen sector (nummer 111). Het sector hoofdkwartier bevond zich in de kustplaats JacmeI. Het Nederlandse kamp met de Creoolse naam Bon Koté (juiste weg) lag nabij het vliegveld van Jacmel. Een Surinaams peloton voegde zich aldaar bij de Nederlanders. De Surinamers werden logistiek ondersteund door de mariniers, maar opereerden verder geheel zelfstandig. De marinierscompagnie kreeg op 31maart 1995de formele verantwoordelijkheid voor de sector. Slechte bevoorrading door de VN, zowel wat betreft water en voedsel als brandstof en reserveonderdelen, had voor de inzetbaarheid van de marinierscompagnie nadelige gevolgen. Slechts zeven van de twintig Landrovers waren in juli 1995 nog te gebruiken. Het aantal mariniers dat in Port-au-Prince was gestationeerd voor de logistieke ondersteuning werd daarom vergroot. In Port-au-Prince waren verder twee officieren en een onderofficier van het Korps Mariniers en een adjudant van de Koninklijke Luchtmacht aan de UNMIH-staf toegevoegd. Die laatste was belast met de instandhouding van het verbindingsnetwerk van UNMIH. Twee marechaussees waren aan de marinierscompagnie toegevoegd als militaire politie. De mariniers hadden een erg groot gebied toegewezen gekregen. De sectorcommandant moest dan ook alle zeilen bijzetten om contact te onderhouden met alle plaatselijke autoriteiten. De Nederlandse sector stond weliswaar te boek als een van de rustigste van het land, maar inbraken en berovingen waren aan de orde van de dag. De begeleiding van humanitaire konvooien behoorde daarom al snel tot het takenpakket. De meeste tijd werd echter gestoken in één- of meerdaagse patrouilles per auto, helikopter of boot. De mariniers voerden het aantal patrouilles na 9 april 1995, de dag waarop de kiezersregistratie begon, flink op. Zij moesten in het kader van de aankomende verkiezingen inlichtingen inwinnen over de voortgang van de kiezersregistratie en de verkiezingscampagne, verkiezingsbureaus bezoeken en over eventuele problemen rapporteren. De mariniers assisteerden tijdens de eerste ronde van de parlementsverkiezingen Op 25 juni bij het verspreiden, verzamelen en tellen van de stembiljetten. Zij kregen vanaf 30 mei ook opdracht nachtelijke helikopterpatrouilles boven zee uit te voeren om drugstransporten te onderscheppen. Begin juni kwam het verzoek toezicht te houden op de schepen die de haven van Jacmel aandeden. Daarnaast verzorgden de mariniers in hun sector lessen rijvaardigheid en preventief onderhoud voor de Haïtiaanse politie. De twee Nederlandse marechaussees namen
de motoropleiding voor hun rekening. Het begeleiden van kleinschalige ontwikkelingsprojecten, bekostigd door het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, behoorde ook tot de taken van de marinierscompagnie. De rotatie van het eerste detachement was aanstaande toen UNMIH op 27 augustus 1995 het gebied waarvoor de marinierscompagnie verantwoordelijk was in noordwestelijke richting uitbreidde met de plaats Petite Goave en omgeving. De compagnie kreeg in materieel en personeel opzicht uitbreiding. Drie landingsvaartuigen (type LCVP MK II) en dertien man extra personeel werden op 30 augustus in de haven van Jacmel gestationeerd. De vaartuigen stelden de mariniers in staat de kustplaatsen aan te doen die over de weg moeilijk of niet bereikbaar waren. Het nieuwe mariniersdetachement, 158 militairen sterk, stond onder bevel van majoor der mariniers H.J. Bosch en nam vanaf 8 september de taken over. Andermaal stonden verkiezingen centraal: op 17 september de tweede ronde van de parlementsverkiezingen, in december 1995 en januari 1996 gevolgd door de eerste en tweede ronde van de presidentsverkiezingen. Het mandaat van UNMIH liep toen al bijna op zijn eind. Het Surinaamse peloton werd medio november 1995 reeds teruggetrokken. De bootgroep van de mariniers beëindigde op 2 januari 1996 haar operationele taak, de compagnie als geheel op 22 januari. De mariniers keerden op 10 februari terug naar Nederland. De enige achterblijver, majoor der mariniers G.T.J. Aben, maakte tot 11 april onderdeel uit van de UNM1H-staf.

Commandanten mariniersdetachement
majmarns H.J. van der Maas 25 februari 1995 - 8 september 1995
majmarns H.J. Bosch 8 september 1995 - 10 februari 1996

Bron: Boek Van Korea tot Kosovo

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Deelnemende landen:37 (incl. UNMIH)
 
             
 
Algerije
 
Argentinië
 
Antigua and Barbuda
 
Bahama's
 
Barbados
 
Bangladesh
 
             
 
Belize
 
Benin
 
Canada
 
Djibouti
 
Filipijnen
 
Frankrijk
 
             
 
Guinee Bissau
 
Guyana
 
Honduras
 
Griekenland
 
Guatamala
 
Ierland
 
             
 
India
 
Jamaica
 
Jordanië
 
Mali
 
Nederland
 
Nieuw Zeeland
 
             
 
Niger
 
Oostenrijk
 
Pakistan
 
Rusland
 
Saint Kitts and Nevis
 
Santa Lucia
 
             
 
Suriname
 
Senegal
 
Togo
 
Trinidad and Tobago
 
Tunesië
 
Verenigde Staten
 
                       
 
Nepal