OEGANDA
United Nations Observer Mission in
Uganda-Rwanda (UNOMUR)
Nederlandse betrokkenheid: 17 augustus 1993
- 1 maart 1994
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Landmacht
Totale aantal betrokken militairen: 10
Achtergrond
Rwanda was van 1918 tot 1962 een Belgische kolonie. Het land werd
in hoofdzaak bevolkt door Tutsi´s en Hutu´s, die de
Rwandese koning tot op zekere hoogte gelijkelijk behandelde, hoewel
het merendeel van de heersende klasse Tutsi was. De Belgen gebruikten
deze elite om hun greep op Rwanda te vergroten, waardoor het sociale
evenwicht tussen beide etnische categorieën verloren ging.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderden ze dit beleid ten gunste
van de Hutus. De wraakgevoelens onder deze bevolkingsgroep waren
echter sterk, hetgeen in november 1959 tot een gewelddadige uitbarsting
leidde. Tijdens een grote boerenopstand werden talrijke Tutsi´s
verjaagd en vermoord. Velen vluchtten ook naar buurlanden als
Oeganda. Daar verenigden ze zich in het Rwandese Patriotic Front
(RPF) dat in oktober 1990 Rwanda binnenviel met behulp van het
Oegandese leger. Beide landen vroegen de VN om bijstand.
Het VN-mandaat en de taken van UNOMUR
De Veilgiheidsraad stalde via resolutie 846
van 22 juni 1993 een waarnemersmissie in aan de Ugandese kant
van de grens. Deze 81 militairen sterke ‘United Nations
Observer Mission in Uganda – Rwanda (UNOMUR) moest er op
toezien dat de Tutsi-rebellen van het RPF in Rwanda geen militaire
steun kregen vanuit Uganda. De te controleren grensstrook werd
verdeeld in de sector West met het hoofdkwartier in Kisoro en
de sector Oost met het hoofdkwartier in de hoofdstad Kabale (tevens
UNOMUR-hoofdkwartier). De controle richtte zich primair op de
smokkel van wapens, munitie en militair materieel voor het RPF
vanuit Oeganda. UNOMUR kampte, zeker in het begin, met een tekort
aan voertuigen en verbindingsmiddelen. Daardoor en vanwege het
tekort aan personeel konden de waarnemers aanvankelijk alleen
de routes in de gaten houden die het geschiktst waren voor voertuigen.
Daartoe plaatste UNOMUR statische observatieposten bij de twee
grootste grensovergangen. Drie secundaire grensovergangen langs
de Rwandese-Oegandese grens werden regelmatig gecontroleerd door
gemotoriseerde patrouilles. Nachtelijke patrouilles werden uit
veiligheidsoverwegingen niet ondernomen. De controle beperkte
zich in eerste instantie tot dat deel van het grensgebied dat
aan de Rwandese kant in handen was van het RPF. Nadat het RPF
begin 1994 de gehele grensstreek in handen had gekregen, werd
het operatiegebied navenant uitgebreid en een derde permanente
observatiepost ingericht. Vanaf maart 1994 moest waarneming vanuit
de lucht het beeld complementeren. Patrouilles werden met helikopters
in de moeilijk begaanbare gebieden afgezet.
Het Nederlandse aandeel in UNOMUR
De ministers van buitenlandse zaken en defensie
stelden de Tweede Kamer op 25 juni 1993 op de hoogte van het regeringsbesluit
om – zoals de secretaris-generaal had verzocht – tien
militairen van de Koninklijke Landmacht als waarnemer ter beschikking
te stellen voor UNOMUR. Vierofficieren,onder wie de detachementscommandant
luitenant-kolonel B.J.C.M. van Rijckvorsel, vertrokken op 17 augustus
1993 als onderdeel van een VN-kwartiermakersgroep naar Oeganda.
De overige zes Nederlanders – twee officieren en vier onderofficieren
– vertrokken op 8 september naar Oeganda. In elke sector
werden vijf Nederlanders geplaatst. Van Rijckevorsel werd commandant
sector West. Hij had in Nederland apparatuur voorsatelietcommunicatie
ontvangen, waarmee hij vanuit Kisoro dag en nacht de vijf Nederlanders
in Kabale kon bereiken. Van Rijckevorsel werd na de integratie
van UNOMUR in UNAMIR aangesteld als ‘deputy chief military
observer’ van UNOMUR in Kabale. Kapitein W.J.P. de Kant
vertrok naar Kigali waar hij als adjudant van Dallaire ging optreden.
Bron: Ministerie van Defensie
Boek Van Korea tot Kosovo
|