|
IRAK
UNITED NATIONS SPECIAL
COMMISSION (UNSCOM)
Duur: 9 juni 1991 -
10 november 1998
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht
Aantal militairen: 14
Dodelijke slachtoffers: geen
Achtergronden
Koeweit was vanaf 1899
een Brits protectoraat en herkreeg in 1961 zijn onafhankelijkheid.
Buurland Irak erkende de onafhankelijkheid van Koeweit in 1963,
maar bleef geïnteresseerd in het olierijke en welvarende
emiraat met - in tegenstelling tot Irak - een goede toegang tot
de Perzische Golf. In de loop der jaren waren er vaak spanningen.
Irak viel Koeweit op 2 augustus 1990 binnen, na ruzie over de
oliepolitiek van dat land. Die zou volgens het regime van dictator
Saddam Hoessein nadelige gevolgen hebben voor de Iraakse economie.
Daarnaast verweet de Iraakse regering het oliestaatje aan de Golf
al jaren olie te stelen uit het Roemajla-olieveld in het grensgebied
van beide landen.
Het VN-mandaat en
het verloop van de operatie
Nog op de dag van de
Iraakse invasie eiste de Veiligheidsraad in resolutie 660 de on-voorwaardelijke
terugtrekking van het Iraakse leger uit Koeweit. Enkele dagen
later kondigde de raad in resolutie 661 een algeheel handelsembargo
af tegen Irak. In resolutie 665 van 25 augustus 1990 mandateerde
de raad VN-lidstaten om het embargo zo nodig met geweld te handhaven.
Een groot aantal landen gaf gehoor aan de resoluties en stuurde
schepen om de boycot af te dwingen. In de daaropvolgende maanden
bouwde een multinationale coalitie, onder aanvoering van de Verenigde
Staten, een militaire troepenmacht op in de regio, hoofdzakelijk
op het grondgebied van Saoedi-Arabië en in de Perzische Golf.
Omdat Irak zich ondanks het machtsvertoon niet terugtrok uit Koeweit,
machtigde de Veiligheidsraad het gelegenheidsverbond met resolutie
678 van 29 november 1990 om Irak desnoods met geweld uit Koeweit
te verdrijven. De vredesafdwingende operatie Desert Storm ging
in de nacht van 16 op 17 januari 1991 van start, toen na vele
diplomatieke vredespogingen was gebleken dat Irak geen duimbreed
wilde wijken. Na een langdurige bombardementscampagne volgde een
korte doch hevige grondoorlog, die begon op 23 februari en die
op 28 februari na honderd uur al weer voorbij was. Het Iraakse
leger werd verpletterend verslagen en uit Koeweit verdreven.
Tijdens Desert Storm bestond de vrees dat Irak biologische of
chemische wapens zou inzetten tegen de coalitiestrijdkrachten
of tegen Israël. Het land schoot tijdens de oorlog in januari
en februari tientallen zogenoemde Scud-raketten af op Israël
en Saoedi-Arabië. De raketten bevatten een conventionele
lading, maar de schrik zat er goed in. Als onderdeel van de na
de oorlog door de internationale gemeenschap opgelegde vredesregeling
bepaalde de VN-Veiligheidsraad op 3 april 1991 in resolutie 687
dat Irak zich in de toekomst diende te houden aan alle internationale
verdragen die de productie en het gebruik van nucleaire, chemische
en biologische wapens verbieden. Ook moest het zich onderwerpen
aan strenge beperkingen ten aanzien van het bezit en de ontwikkeling
van langeafstandsraketten. De raad eiste van Irak dat het, onder
internationaal toezicht, zijn massavernietigingswapens, ballistische
raketten met een bereik groter dan 150 kilometer en alle voor
de productie van deze wapens benodigde grondstoffen en faciliteiten
zou vernietigen. Feitelijk plaatste de internationale gemeenschap
Irak hiermee onder curatele. Het internationale toezicht werd
uitgeoefend door twee instanties. Het International Atomic Energy
Agency (IAEA: een van de onafhankelijke speciale VN-organen) zag
toe op het nucleaire deel van de bepalingen. Een nieuw opgerichte
United Nations Special Commission (UNSCOM) concentreerde zich
vanaf 19 april 1991 op de vernietiging van de biologische en chemische
wapens, en de rakettechnologie.
Het Nederlandse
aandeel in UNSCOM
Twintig landen, waaronder
Nederland, namen deel aan UNSCOM. De commissie had tot taak het
ontwapeningsbeleid en de resultaten van de inspecties in Irak
te evalueren en hiervan verslag te doen aan de secretaris-generaal,
maar ook - en dit was uniek - rechtstreeks aan de Veiligheidsraad.
De leden van de commissie, onder wie de Nederlander A.J.J. Ooms,
speelden een actieve rol in de onderhandelingen met hoge Iraakse
functionarissen. Teams bestaande uit specialisten uit de lidstaten,
uit leden van de commissie zelf en uit medewerkers van het VN-secretariaat
voerden ter plekke inspecties uit. Het Ministerie van Defensie
stelde tussen juni 1991 en november 1998 veertien specialisten
op het gebied van de nucleaire, biologische en chemische oorlogvoering
ter beschikking, telkens voor periodes van twee tot zeven maanden.
Het betrof officieren en onderofficieren van de landmacht en de
luchtmacht. Eén van hen, luitenant-kolonel C. Wolterbeek,
werd meerdere malen te werk gesteld bij UNSCOM. Hij fungeerde
onder meer, van 28 juni 1993 tot 27 februari 1994, als hoofd van
de Chemical Destruction Group van UNSCOM.
In maart 1996 onderzocht een inspectieteam onder leiding van Wolterbeek
de gebombardeerde kantoren van het Muthanna State Establishment,
een gifgascomplex. Wolterbeek en zijn teamleden troffen onder
het puin meer dan vijfduizend pagina's geclassificeerde Iraakse
documenten aan, inclusief memo's, organogrammen, officiële
correspondentie, bandopnames, computerdisks en wetenschappelijke
artikelen. Er zat ook een telefoonlijst bij met namen van wetenschappers
en seniormanagers die hadden gewerkt aan het Iraakse chemische
wapenprogramma. Het team van Wolterbeek ontdekte verder een kluis
waarin allerlei geheime rapporten zaten met informatie over de
productie van het gifgas VX. De documenten bewezen dat Irak tussen
de vijftig en honderd ton VX moest hebben gehad of op dat moment
nog had, wat het land tot dan toe altijd had ontkend.
Afloop van de operatie
Irak toonde zich bijzonder
terughoudend in de uitvoering van resolutie 687. De inspecties
ter ontwapening van het land ontwikkelden zich tot een spel van
kat en muis. De VN-inspecteurs probeerden de onderste steen boven
te krijgen, de Irakezen zetten alles op alles om hun wapenontwikkelingsprogramma's
voor de buitenwereld verborgen te houden. UNSCOM was continu in
onderhandeling met het Iraakse regime over de toegang tot locaties
en archieven. Vaak werden de teams ernstig gehinderd en onvoldoende
of misleidend geïnformeerd. Dit proces culmineerde op 31
oktober 1998 in de stopzetting van alle Iraakse medewerking aan
het ontwapeningsprogramma. UNSCOM trok zich op 10 november terug
uit Irak. Na een serie luchtaanvallen door Amerikaanse en Britse
gevechtsvliegtuigen in december 1998 (operatie Desert Fox) ontstond
een patstelling die duurde tot 2002. UNSCOM werd in december 1999
vervangen door de United Nations Monitoring, Verification and
Inspection Commission (UNMOVIC). Teams van UNMOVIC keerden eind
2002, in de aanloop naar de oorlog van 2003, voor enkele maanden
tijdelijk terug naar Irak. Hun werk stopte toen een coalitie onder
leiding van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië besloot
het land met militaire middelen te ontwapenen en op 20 maart 2003
binnenviel.
Bron: Nederlands Instituut
voor Militaire Historie
|
|