|
PAPUA / NIEUW GUINEA
United Nations Temporary Executive
Authority
Duur 1 mei 1962 – 1 mei 1963
Krijgsmachtdeel: geen
Aantal deelnemers: 11 burgers
United Nations Temporary Executive Authority
of UNTEA was het tijdelijke bestuur van de Verenigde Naties over
Westelijk Nieuw-Guinea/West-Irian (Papua) in de periode van 1
oktober 1962 tot 1 mei 1963.
UNTEA kwam tot stand na het Akkoord van New York op 15 augustus
1962, waarbij de VN de overdracht van het Nederlandse bestuur
van Nederlands Nieuw-Guinea naar het Indonesische bestuur moest
regelen. Als gevolg van een langdurig conflict tussen Nederland
en Indonesië over de zeggenschap over Nederlands Nieuw Guinea
besloot de VN tussen beide te komen. Nederland had het gebied
onafhankelijkheid in het vooruitzicht gesteld, en had in 1961
verkiezingen georganiseerd voor een Papoea Raad, een bestuur van
plaatselijke vertegenwoordigers. Ook was een eigen vlag, de Morgenster,
en een eigen volkslied, het Hay tanahku Papua ontworpen. President
Sukarno meende echter dat het gebied een onderdeel was van de
Republiek Indonesië en dreigde met oorlog. Mede dankzij de
steun die Indonesië gaf aan de bestrijding van het communisme,
steunde de Amerikaanse president John F. Kennedy de claims van
Indonesië en werd het onafhankelijkheidsverlangen van West
Nieuw Guinea aan groter geachte belangen opgeofferd.
Met de overdracht van het bestuur aan de VN verloor Nederland
zeggenschap over Nederlands Nieuw Guinea, en kon ook de toezegging
van onafhankelijkheid niet meer worden nagekomen. Voorafgaand
aan het aantreden van UNTEA verlieten 15.500 Nederlanders het
gebied, waaronder de meeste bestuursambtenaren.
Op 1 oktober 1962 werd de vicekabinetschef van U Thant, Secretaris-generaal
van de VN, de uit Guatemala afkomstige José Rolz-Bennett
als hoofd van UNTEA in Hollandia geïnstalleerd. Hij volgde
de aftredende Nederlandse gouverneur P.J. Platteel op. Op 15 november
1962 werd de functie overgenomen door de Iraniër Djalal Abdoh.
De veiligheid in het gebied werd gewaarborgd door de UNSF (United
Nations Security Force), die bestond uit 1500 militairen uit Pakistan
onder leiding van generaal-majoor Said Uddin Khan. Verder was
er een detachement van 60 man van de US Air Force, en een 16 man
tellend detachement van de Royal Canadian Airforce aanwezig. De
door het Nederlandse bewind opgerichte Papoeapolitie en het Papoea
Vrijwilligers Korps (PVK) gingen deel uitmaken van UNSF, evenals
een contingent van in het gebied geïnfiltreerde Indonesische
militairen met de naam Kontindo (Kontingen Indonesia).
Elf Nederlandse bestuursambtenaren namen in die tijd de uitdaging
aan UNTEA te helpen bij de overdracht. Zij kregen een contract
tot 1 mei 1963. Door het vertrek van het onder Nederlands gezag
opgezette ambtenarenapparaat viel het UNTEA moeilijk het gebied
te besturen. Ter plaatse waren onvoldoende goed opgeleide mensen
aanwezig. Belangrijke functies werden uitgeoefend door politieofficieren
uit de Filipijnen, en vooral ook door Indonesiërs.
Indonesië zag het overgangsbestuur als een noodzakelijk kwaad
dat zo snel mogelijk moest worden beëindigd. Zij pleitten
er voor de termijn van UNTEA te bekorten, en de overdracht aan
Indonesië op 1 mei 1963 te doen plaatsvinden. Uiteindelijk
ging de VN hiermee akkoord. Indonesië kreeg van de VN het
mandaat het gebied te besturen totdat de tijd rijp zou zijn voor
het houden van een volksraadpleging waarin de bevolking zelf over
de toekomst zou mogen beslissen. Vanuit het gezichtspunt van Indonesië
keerde het gebied echter "terug in de moederschoot".
Indonesië was niet van plan aan de verlangens naar onafhankelijkheid
van de bevolking tegemoet te komen. De volksraadpleging werd gehouden
in 1969 volgens het islamitische systeem van musyawarah, waarbij
een selectief gekozen aantal mensen in raden hun stem mochten
uitbrengen. De deelnemers werden vooraf gekozen op basis van hun
pro-Indonesische standpunten en werden verder bij het uitbrengen
van hun stem sterk geïntimideerd, met een pro-Indonesische
uitslag van de volksraadpleging tot gevolg.
Na het vertrek van UNTEA werd de naam van het gebied omgedoopt
in Irian Barat, West Irian, later na de volksraadpleging in Irian
Jaya, Glorieus Irian. Irian Jaya werd een provincie van de Republiek
Indonesië. De naam Irian Jaya zou in gebruik blijven tot
president Abdurrahman Wahid het gebied in 2000 speciale autonomie
toekende en de naam Papua toestond.
Een groot deel van de bevolking heeft de overdracht van het gebied
aan Indonesië nooit geaccepteerd. Na UNTEA ontstond er een
bevrijdingslegertje, de OPM, dat tot 1971 actief zou blijven en
met militaire middelen wilde proberen de Indonesiërs te verdijven.
Later ontstonden andere legertjes met namen als TPN en Papenal.
Als gevolg van burgeroorlog en conflicten tussen de bevolking
en het Indonesische leger zijn tussen 1963 en heden enkele tienduizenden
mensen om het leven gekomen.
UNTEA is historisch van betekenis, omdat het voor het eerst in
de geschiedenis was dat de VN verantwoordelijkheid nam voor het
bestuur van een gebied.
Bron: Wikipedia
|
|