BOSNIE – HERZEGOVINA
WEU Mostar (Task Force Mostar)
Duur: 23 juli 1994 – 31 oktober 1996
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marechaussee
Aantal militairen: 60
Achtergronden
In april 1993 verbraken de Bosnische Kroaten
de samenwerking met de Moslims. Een hevige strijd in Centraal-Bosnië
en in Mostar was het gevolg. De Moslims en Kroaten zochten onder
druk van de Amerika in maart en april 1994 toenadering en besloten
op 10 mei 1994 tot de oprichting van de Moslim-Kroatische Federatie.
De overeenkomst van 10 mei voorzag onder meer in de demilitarisering
van Mostar, waar Moslims en Kroaten stelling tegenover elkaar
hadden genomen op de oevers van de rivier de Neretva, die de stad
doorsneed. De Europese Unie zou vanaf 23 juli 1994 het bestuur
van de stad onder leiding van de ex-burgemeester van Bremen, Hans
Koschnik, op zich nemen. Voor de directe wederopbouw had de EU
een budget van tweehonderdmiljoen mark beschikbaar gesteld.
Het mandaat en de taken van de WEU-operatie in Mostar
Het tijdelijke Europese bestuur in Mostar
behoefde geen mandatering van de Veiligheidsraad. Hetzelfde gold
voor de vorming van de ‘Unified Police Force Mostar’
(UPFM), die uit Moslim- en Kroatische agenten zou gaan bestaan.
De EU besteedde de oprichting en begeleiding van de UPFM uit aan
de West-Europese Unie (WEU). De WEU-lidstaten en drie geassocieerde
landen boden samen 181 agenten aan: Task Force Mostar. De WEU-operatie
liep tot 30 september 1996 toen de ‘United Nations Police
Task Force’ (UNIPTF) de taken voor geheel Bosnië overnam.
Het Nederlandse aandeel aan de WEU-operatie in Mostar
De Nederlandse regering besloot op 1 juli
1994 om vijftien marechaussees beschikbaar te stellen, terwijl
Nederland in de persoon van de luitenant-kolonel J. Meijvogel
van de Koninklijke Marechaussee ook de commandant van de internationale
WEU-politiemacht leverde. Meijvogel vertrok samen met enkele buitenlandse
collega’s op 23 juli 1994 naar Mostar om de situatie te
verkennen. Hij moest de internationale WEU-politiemacht opzetten,
een begin maken met de vorming van de UPFM en Kosnick adviseren
op het gebied van de openbare orde. De internationale politiemacht
had overigens op lokaal niveau geen uitvoerende bevoegdheden;
zij kon de Moslim- en Kroatische agenten slechts adviseren bij
hun werkzaamheden. De WEU-agenten waren daarnaast verantwoordelijk
voor de bescherming van de VIP’s, het bewaken van ‘risicovolle’
gebieden, het uitvoeren van patrouilles en het opsporen van vermiste
personen. De nadruk lag in de praktijk echter op het verenigen
van de twee lokale politiekorpsen. Het politiekorps van Mostar
had in het verleden vooral uit Serviërs bestaan. De Moslimagenten
en de Kroatische agenten hadden dan ook weinig ervaring: ze waren
in feite militairen in politie-uniformen. Een patrouille bestond
uit twee WEU-politiemensen samen met een tolk en een Moslim- danwel
Kroatische politieman. De 'Kroatische'-patrouille bleef altijd
aan de Kroatische kant van de Neretva en omgekeerd bleef de 'Moslim'-patrouille
ten zuiden van deze rivier.
Meijvogel had in de beginfase grote problemen om de toegezegde
WEU-agenten daadwerkelijk in Mostar te krijgen. In oktober 1994
waren er pas honderd aanwezig van wie vijftien Nederlanders (waaronder
uw webmaster). Twee Nederlandse kwartiermakers waren begin september
1994 vertrokken. Elf collega’s volgden op 20 september,
de laatste twee arriveerden in oktober en november. Er werd gewerkt
vanuit Hotel ERO vlak op de scheidslijn tussen de Kroatische-
en de Moslimkant van de stad. Zeker in het begin was het nog aardig
onrustig in de stad waarbij regelmatig granaten werden afgeschoten
op 'Potoci' maar ook de stad zelf bleef niet onberoerd. Voor hun
permanente verblijf weken de WEU-politiemensen uit naar Medugorje,
een bedevaartsplaats op veertig minuten rijden van de stad Mostar.
De internationale politiemacht was in juli 1995 uitgegroeid tot
152 agenten uit tien landen. De deelname van Oostenrijk, Finland
en Zweden bracht de totale sterkte op 182 politiemensen. Kolonel
P.K.J. Lambrechtse nam op 2 juli 1995 de taken van Meijvogel over.
De inspanningen van de WEU in Mostar wierpen weinig vruchten aaf;
een echt verenigd lokaal politiekorps niet van de grond. Dertien
marechaussees keerden op 24 september 1996 terug naar huis, twee
collega’s bleven tot 31 oktober 1996 om de UNIPTF wegwijs
te maken. Kolonel Lambrechtse was tot medio december 1996 tevens
adviseur van de speciale afgezand Sir Martin Garrod en voor IFOR
met betrekking tot de stad Mostar.
Bron: Ministerie van Defensie
Boek Van Korea tot Kosovo
|